bevoegdheden rijk en provincie

Bevoegdheden rijk en provincie
De rijksoverheid en de provincie zullen wel een aantal instrumenten tot hun beschikking krijgen ten aanzien van het ruimtelijk beleid, maar deze instrumenten mogen ze enkel aanwenden om hun eigen belangen te behartigen. De bevoegdheden van de rijksoverheid en provincie vallen in de volgende instrumenten uiteen:

Een algemene maatregel van bestuur en de provinciale planologische verordening
Deze zijn geregeld in art. 4.1 en 4.3 van de Wro.

Wanneer rijk of provincie de gemeentelijke besluitvorming in een bepaalde richting wensen te sturen en willen voorkomen dat de gemeente daarover zelf nog beleid kan maken, kunnen zij een zogenaamde algemene maatregel van bestuur (in het geval van de rijksoverheid) of een provinciale planologische verordening (in het geval van de provincie) uitvaardigen.

Wanneer een dergelijke verordening wordt uitgegeven dient de gemeente binnen een jaar (tenzij er een specifieke andere termijn is gegeven) het bestemmingsplan van de gemeente hiermee in overeenstemming te brengen. Gebeurt dit niet, dan moeten aanvragen voor met name bouwvergunningen, rechtstreeks worden getoetst aan de verordening van het rijk of de provincie en niet aan het gemeentelijke bestemmingsplan.

Proactieve aanwijzing
Deze bevoegdheid is geregeld in art. 4.2 en 4.4 Wro. Het rijk en de provincie kunnen ook aan de gemeente een zogenaamde proactieve aanwijzing geven. Daarbij kan gedacht worden aan het aanwijzen van een locatie voor windmolens. Een dergelijke aanwijzing heeft in tegenstelling tot de boven genoemde geen algemene werking.

Inpassingsplan
In art. 3.26 en 3.28 WRO is geregeld dat zowel de minister van VROM als Provinciale Staten de bevoegdheid hebben een bestemmingsplan vast te stellen voor het grondgebied van de gemeente. Dit wordt een zogenaamd inpassingsplan genoemd. Wanneer een inpassingsplan wordt vastgesteld is de gemeenteraad niet langer meer bevoegd zelf een bestemmingsplan vast te stellen voor dit gebied. Dit kan maximaal 10 jaar duren.

Projectbesluit
 Zowel provinciale staten als de minister van VROM kunnen een projectbesluit nemen om een project van bovengemeentelijk belang te verwezenlijken. Dit projectbesluit van de provincie van het rijk lijkt sterk op het gemeentelijke projectbesluit dat hieronder nog behandeld zal worden.

Reactieve aanwijzing
In art. 3.8 lid 6 WRO, is de zogenaamde reactieve aanwijzing geregeld. Een dergelijke aanwijzing kan het inwerkingtreden van een gemeentelijk bestemmingsplan of projectbesluit voorkomen. Van deze bevoegdheid kan de minister of GS alleen gebruik maken wanneer zij een zienswijze tegen het bestemmingsplan of het projectbesluit hebben ingediend en deze zienswijze niet of niet volledig is overgenomen.
Van deze bevoegdheid tot een reactieve aanwijzing kan de provincie of het rijk gebruik maken wanneer ze bezwaren hebben tegen een deel van het vastgestelde bestemmingsplan of projectbesluit of als zij de geldende bestemming willen handhaven. Voor het deel van het bestemmingsplan waarvoor een reactieve aanwijzing is gegeven treed het bestemmingsplan niet in werking. Vervolgens moet binnen een bepaalde termijn een bestemmingsplan worden vastgesteld conform de reactieve aanwijzing.